dinsdag 23 december 2014

De legende van de Madonna van Michelangelo.

Het is een druilerige herfstdag in Carrara, die 19de oktober 1503. De 28-jarige beeldhouwer Michelangelo Buonarroti heeft net vernomen dat zijn goede, oude vriend Francesco Todeschini Piccolomini gisteren overleden is, minder dan een maand na zijn verkiezing tot Paus, Pius III.

De overleden paus was een neef van Pius II, en hij was een hervormingsgezinde figuur geweest binnen het college van kardinalen. Hij had openlijk geprotesteerd tegen de politieke intriges van zijn voorganger Alexander VI.  Officieel heet het dat hij overleden is aan een beenzweer, maar algauw doet het gerucht de ronde dat hij vergiftigd is…

In gedachten is Michelangelo bij zijn overleden vriend. Hij is speciaal naar Carrara gekomen om een stuk marmer uit te kiezen voor een beeld dat de overleden paus in 1501 bij hem besteld had. Het moet een Madonna met kind voorstellen en is bedoeld voor het altaar van de Cattedrale di Santa Maria Assunta in Sienna, als herinnering aan zijn oom Paus Pius II. De jonge beeldhouwer heeft al een goed idee van hoe het beeld er zal uitzien.  In zijn atelier in Florence liggen al enkele schetsen en voorstudies klaar. Maar zal de aankoop onder de opvolger van de overleden paus nog wel doorgaan…?

Het is nog zeer warm in Florence die septemberdag 1504. De hele zomer is het bloedheet geweest. Zelden heeft men zo’ mooie zomer meegemaakt. Michelangelo Buonarroti wrijft zachtjes met de palm van zijn hand over het hoofd van de Madonna met Kind. Het marmer voelt koud aan. Het is een prachtig beeld geworden. De beeldhouwer heeft er zijn nieuwe kijk op de vormgeving in gedemonstreerd. De pauselijke adviseur, architect Donato Bramante, is net vertrokken. Hij kwam in opdracht van de nieuwe paus, Julius II, naar het atelier om het beeld te bekijken vooraleer een beslissing over een aankoop te nemen.

De jeugdige Michelangelo heeft weliswaar met zijn ‘Piëta’ al een staaltje van zijn kunnen afgeleverd, en zijn ‘David’ is ook zo goed als klaar, maar de pauselijke adviseur was allerminst lovend geweest. Deze voorstelling van het thema ‘Maria met Kind’ wijkt dan ook totaal af van de manier waarop het door de vroegere meesters werd gebeeldhouwd of geschilderd.

Wat heb je nu gemaakt?”, foetert Bramante. “Het kind is veel te groot gebeeldhouwd. Daarenboven neemt de Moeder Gods het kind niet liefelijk op de arm. Ze lijkt het kind wel achteloos los te laten. Moeder en kind neigen niet eens liefdevol naar mekaar. Er is geen enkele vorm van contact! De figuren lijken een afzonderlijk bestaan te leiden…”

Michelangelo antwoordt dat ze onafscheidelijk verenigd zijn in de gesloten eenheid van het marmeren blok, evenals door de handdruk van Moeder en Kind, en de geborgenheid van het Kind in de plooien van de mantel. Maar Bramante heeft geen oren naar zijn argumenten.

“En kijk eens naar Maria’s gelaat! Ze lijkt wel totaal afwezig! Ze heeft geen enkel oog voor het Kind en staart in het ijle. Dit beeld kan geen enkele gelovige beroeren.”

De beeldhouwer wil uitleggen dat uit het ietwat apathische gelaat een onbestemde weemoed schijnt, alsof het op een aangrijpende wijze uitdrukking geeft aan het ondraaglijke besef van Jezus' toekomstige verlossende offerdood, en tegelijk aan de moeizaam verworven berusting in die onontkoombare voorbeschikking. Maar de pauselijke adviseur smoort zijn woorden in de kiem.

“Het Jezuskind kijkt niet eens naar de gelovige aanbidder!” Het kijkt - net als de maagd Maria - omlaag! Hoe kan een mens zich in gebed tot zo’n misbaksel wenden…”




Michelangelo weet wel dat het beeld bedoeld was om hoog boven het altaar in Sienna te komen. Van beneden uit gezien is het net alsof de beide personages wel degelijk de gelovige aanschouwen en kloppen de proporties perfect. Maar hij heeft het al begrepen: de verkoop van dit beeld is niet voor onmiddellijk.

Het is al voorjaar 1505 als de paus, Julius II, Michelangelo naar Rome roept. Voor de vervaardiging van zijn grafmonument meent de paus dat Michelangelo de meest geschikte kandidaat is.  De jonge beeldhouwer - hij is op dat ogenblik 30 jaar - heeft al furore gemaakt met enkele meesterwerken: de Piëta, de David, de beelden van Petrus en Paulus op het Piccolomini-altaar… Voor zijn eigen praalgraf wil Julius II iets wat nog grootser is: een kolossale Mozes. Maar al gauw blijkt dat de verbouwing van de Sint-Pietersbasiliek door Bramantes de voorrang krijgt, en dat de fondsen op zijn. Ontgoocheld keert Michelangelo naar Florence terug. Over de Madonna met Kind heeft de paus met geen woord gerept.

Op dat ogenblijk verblijven Giovanni en Alessandro di Moscheroni in hun bijhuizen in Florence. Zij behoren tot een rijke Brugse familie van lakenhandelaren, in een tijd dat Brugge op het toppunt van haar economische bloei staat. Jan en Alexander van Moeskroen (van Moscron), zo heten ze feitelijk, hebben ook al gehoord over de geniale beeldhouwer. Ze zijn benieuwd of hij voor hen een beeld zou kunnen maken dat bedoeld is voor de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Brugge. Een beeld dat nog betaalbaar is, want op korte tijd heeft de naam en de faam van Michelangelo zich tot ver buiten Italië verspreid.

Het is een zwoele dag geweest die 13de augustus 1506. Een zwaar onweer heeft de hitte verdreven en een deel van de straten van Florence onder water gezet. Michelangelo Buonarroti herleest nog eens de brief van Giovanni Balducci die hij vandaag heeft gekregen: “Ik vermoed dat Francesco de Pugliese een gelegenheid zal hebben om het beeld naar Viareggio te zenden en van Viareggio naar Vlaanderen... naar Brugge, aan de firma Giovanni en Alessandro di Moscheroni en Co, als hun bezit”





'Madonna met Kind' - O.L.-Vrouwekerk Brugge
Michelangelo Buonarroti

Michelangelo is tevreden. Hij heeft hun het beeld voor 4000 florijnen verkocht. Het is het eerste beeld van hem dat Italië gaat verlaten.

Enkele weken later komt het beeld, ingepakt in een houten kist en beschermd met stro te Brugge aan. Jan en Alexander van Moeskroen zijn in hun nopjes. Ze zijn in het bezit van een kunstwerk van een man die al tijdens zijn leven een legende is. Niemand heeft hen dat bravourestukje ooit voorgedaan. In 1514, precies vijfhonderd jaar geleden, schenken ze het beeld aan de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Brugge.

Tegelijk laten ze bepalen dat ze voor het altaar waar het beeld staat willen begraven worden. Hun grafsteen is daar nog steeds te zien. Ten eeuwigen dagen rusten zij aan de voeten van het pronkstuk dat zij vijfhonderd jaar geleden zelf van de grote meester hebben gekocht.



de grafsteen van de familie van Moscron (van Moeskroen)

Over deze legende

De personages in deze legende hebben echt bestaan, maar het Piccolomini-verhaal is ondertussen naar het rijk der fabelen verwezen. De legende is niet echt gebeurd.

In 1942 opperde een kunsthistoricus, Wilhelm Valentiner, de idee dat de Brugse Madonna deel uitmaakte van de Piccolomini-opdracht. In die tijd werkte Michelangelo in opdracht van de kardinaal van Sienna, Francisco Piccolomini, de latere paus Pius III. Voor de kardinaal moest hij vijftien marmeren beelden maken voor het familiealtaar dat zich nog steeds in de kathedraal van Sienna bevindt. Het contract uit 1501 stipuleerde dat de opdracht binnen de drie jaar moest geklaard worden. Het werk sleepte echter jaren aan en uiteindelijk leverde Michelangelo slechts vier beelden. 

De hypothese dat het Madonnabeeld bedoeld was voor de nis bovenaan het Piccolomini-altaar houdt echter geen stand. 




In het boek "Michelangelo en Brugge, Madonna en Kind in de Onze-Lieve-Vrouwekerk," maakt Jan Vandemoortele brandhout van deze hypothese. (pg 15 en 16)

Het is niet met zekerheid bekend of Jan en Alexander Mouscron aan Michelangelo de opdracht gaven tot het maken van het werk, dan wel of zij het beeld kochten nadat ze het, al dan niet voltooid, in het atelier van de kunstenaar hadden gezien. Hoe dan ook, de Mouscrons mogen tot de eersten worden gerekend, die het risico namen om een werk van de nog jonge Michelangelo te verwerven.

Het is meer dan waarschijnlijk dat de gebroeders Mouscron en Michelangelo elkaar kenden. Ook daarvoor geeft Vandemoortele een aantal aanwijzingen. (pg. 16).

De meeste kunsthistorici laten de stelling van Valentiner links liggen.  Wellicht werkte Michelangelo direct in opdracht van zijn Vlaamse opdrachtgevers. Op basis van de beschikbare gegevens komen de gebroeders Mouscron naar voren als de meest  plausibele kandidaat-opdrachtgevers. (Jan Vandemoortele in het voornoemde boek, pg 16 - 18)

Nadat het beeld in Brugge was toegekomen, liet Alexander Mouscron er een altaar voor oprichten in de O.-L.-Vrouwkerk, waar het boven 'eene somptueuse tabernakele', werd geplaatst.

Nagenoeg alle deskundigen nemen thans aan, op grond van getekende voorstudies, dat het beeld in de jaren 1503-1504 door Michelangelo werd ontworpen, en in 1504-1505 in wit marmer werd uitgevoerd. Toen hij met het werk begon had de kunstenaar dus amper de leeftijd van ongeveer 28 jaar bereikt. 

De boekhouding van hun bankier toont aan dat de gebroeders Mouscron het beeld betaalden in twee schijven van elk vijftig gouddukaten, waarvan de eerste reeds in 1503 werd vereffend, drie jaar voor de verwerving van het kunstwerk. (Mancusi-Ungaro 1971, pg 161 en 169) De boekhouding van de bank Balducci vermeldt de betaling van de eerste schijf op 14 december 1503; de tweede betaling gebeurde op 9 oktober 1504. Later staan nog drie kleine betalingen vermeld voor de verpakking en de verscheping naar Brugge.


Michelangelo Buonarotti werd inderdaad op 6 maart 1475 te Caprese geboren, waar zijn vader een tijdlang burgemeester was. Zijn familie beroemde zich op een oude adellijke, maar verarmde afkomst. Niet lang na zijn geboorte verhuisde het gezin naar Settignano bij Florence, waarna hij achtereenvolgens bij een schilder en een beeldhouwer in de leer ging.
Wij treffen hem dan achtereenvolgens aan in Venetië, Bologna en Rome, waar één van zijn eerste belangrijke werken ontstaat, de beroemde 'Piëta' in de Sint-Pieterskerk. In de jaren 1501-1505 is hij terug in Florence werkzaam. Het is in die tijd dat hij de Brugse ‘Madonna met Kind’ vervaardigt.

Al die tijd bleef het beeld in Brugge tot het een eerste keer gestolen werd door de Franse bezetter in 1794. Op 3 januari 1816, na de nederlaag van Napoleon keerde het beeld terug.

In de nacht van 6 op 7 september 1944, slechts enkele dagen voor de bevrijding, werd het beeld, samen met enkele schilderijen, voor de tweede keer weggehaald, deze keer door de Duitse bezetter. Naar hun zeggen om te voorkomen dat het marmeren beeld en de schilderijen in handen van ‘Amerikaanse Joden’ zouden vallen. De kunstwerken werden per schip over Nederland en Duitsland richting Oostenrijk gebracht waar ze uiteindelijk in de zoutmijn van Altaussee belandden. 
Een prachtige film over de zoektocht naar het gestolen beeld is te zien op YouTube (tegen betaling): The Monuments Men. https://www.youtube.com/watch?v=PIT6KlNmpcs

Het beeld van de ‘Madonna met het Kind’ werd op 12 november 1945 plechtig terugbezorgd aan de stad en terug in de Onze-Lieve-Vrouwekerk geplaatst waar het vandaag nog steeds staat.


De 'Madonna met Kind' is op 12 november 1945 weer thuis.

Na de aanval op de Piëta in het Vaticaan in 1972 werd het beeld in Brugge achter glas geplaatst. Het is nog steeds te bekijken maar wel van op een afstand.

Tot begin 21ste eeuw was de kerk vrij toegankelijk en kwamen minstens een miljoen bezoekers per jaar de Madonna bekijken. Sindsdien is een gedeelte van de kerk, waar de Madonna staat opgesteld, als museum afgezonderd en is de toegang betalend. Jaarlijks doen dit ongeveer 300.000 bezoekers.

Carara marmer

Aan de voet van de Apuaanse Alpen, vlak bij de Toscaanse kust, ligt het dorpje Carrara. Hier komt het prachtige witte marmer van Michelangelo’s David en tal van andere bekende en minder bekende Italiaanse kunststukken vandaan.

Hoewel elke kunstenaar kritisch was op het benodigde blok marmer, spande Michelangelo de kroon. Hij ging zijn marmer zelf in Carrara ophalen. Hij wilde het met eigen ogen zien, het blok marmer waarmee hij ging werken. Zijn idee was namelijk dat een beeld reeds in het marmer verborgen zat; de vaardige hand van een beeldhouwer zou het beeld slechts uit het marmer moeten bevrijden.

Michelangelo was zo van dit gevoel overtuigd, dat hij het meermalen noteerde en vaak ter sprake bracht. Zo schreef hij ooit de poëtische woorden:

‘De grootste kunstenaar kan niets verzinnen
dat niet vooraf al in de steen bestaat,
maar als zijn hand niet met zijn geest meegaat,
zal hij het nooit van ’t ruwe marmer winnen.’

Gezien zijn enorme productiviteit was Michelangelo regelmatig in Carrara te vinden om marmer voor zijn volgende project te halen. Hij kwam er voor het eerst rond 1496, op zoek naar marmer voor zijn Pietà (voor de Sint-Pieter in Rome). Hij keerde rond 1505  terug naar Carrara, nadat hij van paus Julius II de opdracht had gekregen een grafmonument te maken. Omdat er voor dit graf veel marmer nodig was, verbleef Michelangelo dit keer acht maanden in Carrara. Geen enkel detail ontsnapte aan zijn oog; elk stuk marmer moest perfect zijn voor wat hij voor ogen had. Uiteindelijk is Michelangelo zo vaak in het marmerstadje te vinden, dat hij er een huis huurde, aan het Piazza del Duomo.


De marmergroeve in Carrara

© Marc Willems (2014)
Brugse.legenden@gmail.com


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.